Klimaatadaptatie

Indicatoren voor Bodemfuncties
Het doel van het door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) opgezette Nationaal Programma Landbouwbodems, is alle landbouwbodems duurzaam beheerd in 2030. Landbouwbodems met een goede kwaliteit dragen naast koolstof-vastlegging bij aan:
1) bodemvruchtbaarheid
2) biodiversiteit
3) klimaatadaptatie en
4) waterkwaliteit.
Om dit effect te toetsen is met behulp van Bodemindicatoren voor Landbouwgronden in Nederland (BLN),  bepaald wat het effect is van klimaatmaatregelen op deze vier bodemfuncties. Voor het koppelen van de BLN-indicatoren aan de bodemfuncties is aangesloten bij het Landmark-project, waar per bodemfunctie is bepaald welke indicatoren bijdragen aan de bodemfunctie. Onderstaande figuur toont welke indicatoren onder de bodemfuncties vallen.

Figuur: Indicatoren voor bodemfuncties (bodemvruchtbaarheid, bodembiodiversiteit, klimaatadaptatie en waterkwaliteit) in schema

klimaatadaptatie bij leeftijd grasland verhogen
Voor de maatregel 'meer blijvend grasland' wordt uitgegaan van vergelijkbare effecten op klimaatadaptatie als voor de maatregel 'leeftijd grasland verhogen'. Bij metingen voor deze maatregel werd op praktijkbedrijven een positief effect gevonden voor het watervasthoudend vermogen (P < 0,05)*, scherpblokkigheid (P < 0,1)** en bulkdichtheid (P < 0,05), in oud grasland (leeftijd grasland > 10 jaar), vergeleken met jong grasland. Voor de gemiddelde indringingsweerstand werd een negatief effect gevonden (P < 0,1). Bij metingen op een andere selectie praktijkbedrijven (leeftijd grasland >12 jaar) werden in een later jaar geen significante effecten gevonden van de maatregel op de geselecteerde indicatoren.

* P < 0,05 betekent dat de maatregel een aantoonbaar, oftewel significant, effect heeft, vergeleken zonder toepassen van de maatregel. Dit houdt in dat minder dan 5% kans bestaat dat het gemeten effect door toeval of willekeurige factoren veroorzaakt wordt.

** P < 0,1 betekent dat het effect van de maatregel aannemelijk is, maar niet met zekerheid is aangetoond. Dit wordt ook wel een trend genoemd. De kans dat het gemeten effect door toeval of willekeurige factoren veroorzaakt wordt is minder dan 10%.

  • Hoogmoed, M., Timmermans, B., Bloem, J., van Asperen, P., Cruijsen, J., de Haan, J., Norén, I.S., Slier, T., Wagenaar, J.P., Elsen, A., Martens, S., & Koopmans, C. (2021b). Verschillen in bodemkwaliteit door koolstofmaatregelen: In beeld gebracht aan de hand van de BLN-indicatorset. Louis Bolk Instituut, Bunnik.
  • Schepens, J.A.B, Timmermans, B.G.H., Herbert, Z.G.J., Hoogmoed, M., Fuchs, L., Heupink, D.T., Slier, T., Wagenaar, J.P., & Koopmans, C.J. (2022a). Effecten van koolstofvastleggende maat-regelen op de (BLN)-bodemkwaliteit indicatoren—Deel 2. 34 pagina’s.