Het verbeteren van de gewasrotatie, door intensieve gewassen te vervangen door granen (tot 50%), leidt over het algemeen tot een lager bouwplansaldo, omdat graan een laag salderend gewas is. Het referentiebouwplan is zeer bepalend voor de kosten en baten van deze maatregel. Met name in regio's waar de bouwplannen een hoog aandeel hoog salderende intensieve gewassen bevatten (zoals in de Noordoostpolder, waar veel pootaardappelen, rooigewassen en uien worden geteeld), vallen de kosten voor het verhogen van het aandeel graanteelt in het bouwplan hoog uit. In regio's waar het referentiebouwplan minder intensief is (zoals op zuidwestelijke zeekleigronden) zijn de kosten voor het verhogen van het aandeel graan ook minder hoog, of kan een verandering in het bouwplan zelfs positief uitvallen (zoals op noordoostelijke zandgronden). Wanneer deze maatregel wordt toegepast in combinatie met groenbemesters, of groenbemesters én gewasresten achterlaten valt het bouwplansaldo in alle regio's lager uit.
- Janmaat, L., Koopmans, C., Heesmans, H., Specken, J., Verstand, D., Van Opheusden, M., Timmermans, B., Heupink, D., Westerhof, H., & Colombijn-Van Der Wende, K. (2020). Bodem & Klimaat Netwerk-Akkerbouw.
- Hoogmoed, M., Janmaat, L., Verstand, D., Bijker, J.W., Schurer, B., Timmermans, B., Heesmans, H., Specken, J., Westerhof, H., Michielsen, C., Colombijn-van der Wende, K., & Koopmans, C. (2021a). Bodem en Klimaat Netwerk Akkerbouw: Voortgangsrapportage maart 2021. Louis Bolk Instituut, Bunnik.