Maximale koolstofvastlegging

Effectiviteit
Het toepassen van extra compost kan, afhankelijk van de compostsoort, het organische stofgehalte in meer of mindere mate verhogen. Er zijn verschillende soorten compost: compost op basis van dierlijke mest, plantaardige groencompost, gft-compost (van groente- fruit- en tuinafval) of een mengsel van bovengenoemde soorten. De totale potentie voor koolstofvastlegging in Nederland is relatief laag. Dit komt doordat de hoeveelheid compost die beschikbaar is, relatief klein is. Wanneer de beschikbare compost evenredig over Nederland wordt verdeeld, leidt dit tot een lage vastlegging per hectare. In de praktijk zal echter vaak een grotere hoeveelheid op een kleiner areaal worden toegepast, waardoor de koolstofvastlegging per hectare groter zal zijn. Het effect van deze maatregel op koolstofvastlegging is potentieel groter op klei- dan op zandgrond, omdat op kleigronden de mogelijkheid voor implementatie hoger is. In de berekening is ervan uitgegaan dat compost enkel op land wordt toegepast waar akkerbouwgewassen en snijmais verbouwd worden, dit is relatief vaker op klei- dan op zandgrond het geval (zie uitleg hieronder).

Methode RothC-model
We focussen bij het doorrekenen van deze maatregel enkel op plantaardige compostsoorten, aangezien het toepassen van additionele vaste mest apart wordt doorgerekend. In Nederland wordt ongeveer 1800 kton compost per jaar geproduceerd, waarvan 500 kton gft-compost en 1300 kton groencompost. Van de gft-compost gaat ongeveer 75% naar de landbouw en van de groencompost ongeveer 50%. Voor het doorrekenen van de maatregel is aangenomen dat het aandeel compost - dat naar de landbouw gaat - wordt verhoogd naar 87,5% voor de gft-compost (dus 62,5 kton gft-compost extra) en naar 75% voor de groencompost (dus 325 kton groencompost extra). In het model is ervan uitgegaan dat compost wordt toegepast op land dat gebruikt wordt voor akkerbouw en snijmais. Er wordt rekening gehouden met de geldende bemestingsnormen, dit betekent dat extra compost resulteert in een kleine afname van de toediening van (varkens)drijfmest, vanwege beperkingen in de fosfaatgebruiksnorm.

  • Slier, T., Stout, B., Vervuurt, W., Schepens, J., Martinez Garcia, L., Velthof, G., Lesschen, J.P., Agricola, H., Westerik, D., Koopmans, C., & van Middelaar, J. (2022b). Integratierapport Slim Landgebruik. Verdieping op de effecten van maatregelen binnen Slim Landgebruik. Wageningen Environmental Research.
  • Lesschen, J. P., Hendriks, C., Slier, T., Porre, R., Velthof, G., & Rietra, R. (2021). De potentie voor koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouw.