Deze maatregel kan uitgevoerd worden door melkveehouders, die snijmais telen voor het rantsoen. De potentiƫle opbouw van organische stof, bij een vruchtwisseling van 3 jaar mais en 3 jaar grasklaver, zit tussen permanent grasland en permanent bouwland in. Door het afwisselen van de teelt van mais met grasklaver, neemt het organischestofgehalte toe, echter dit effect is van relatief korte duur. Koolstof wordt namelijk opgeslagen gedurende de grasklaverteelt, maar grotendeels afgebroken tijdens de maisteelt. De potentie van deze maatregel is relatief hoger op zand- dan op kleigrond. Dit komt doordat het organischestofgehalte van klei onder grasland vaak al hoger is, omdat hier minder vaak rotaties met snijmais worden toegepast. Snijmais op zandgronden heeft vaak een sterke negatieve bodemkoolstofbalans.
Methode RothC-model
Om inzicht te krijgen in de potentiƫle, additionele bijdrage van deze maatregel aan koolstofvastlegging in Nederland, is met behulp van het RothC-model (op postcode 4-niveau) het areaal bepaald met de verdeling tussen permanent grasland, tijdelijk grasland en snijmais. Wanneer het areaal permanent grasland kleiner is dan 60% dan wordt het aandeel snijmais en/of tijdelijk grasland dat groter is dan 20% omgezet naar permanent grasland (en vice versa).
- Slier, T., Stout, B., Vervuurt, W., Schepens, J., Martinez Garcia, L., Velthof, G., Lesschen, J.P., Agricola, H., Westerik, D., Koopmans, C., & van Middelaar, J. (2022b). Integratierapport Slim Landgebruik. Verdieping op de effecten van maatregelen binnen Slim Landgebruik. Wageningen Environmental Research.
- Lesschen, J. P., Hendriks, C., Slier, T., Porre, R., Velthof, G., & Rietra, R. (2021). De potentie voor koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouw