Datum: 31 Dec 2018

Achtergrond: CO2-eq? Wat zijn CO2 equivalenten?

Met CO2-equivalenten rekenen wordt een methode toegepast om te bepalen in welke mate alle broeikasgassen bijdragen aan het broeikaseffect.
Iedereen heeft wel gehoord van het broeikasgas koolstofdioxide, of CO2, maar er zijn meer gassen, zoals: methaan (CH4), lachgas (N2O) en water (H2O) die van nature voorkomen. Mensen hebben extra gassen in de atmosfeer gebracht zoals chloorfluorkoolstofverbindingen (CxFyClz)). Deze gassen dragen bij aan het absorberen van warmtestraling, waarna het ook weer kan worden losgelaten, dit heet het broeikaseffect. Als er geen broeikasgassen op aarde zouden zijn, zou de gemiddelde temperatuur op aarde zo'n 30 graden lager liggen, dan dat het nu doet (KNMI).

Ook al is er altijd fluctuatie geweest in de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer, de huidige toename zorgt dat het broeikaseffect veel sneller gaat dan dat planten en dieren bij kunnen houden. Het weer wordt grilliger; daar waar het op de plek A een stuk warmer kan worden, blijven regens langer uit op plek B, of regent het juist langdurig in een veel kortere tijd dan normaal was. Vooral de landbouw heeft hier veel last van. In de tropen zijn veel mensen afhankelijk van het aanbreken van de regentijd voor het zaaien van gewassen. Als dit niet goed te plannen is, of de regens houden veel eerder op dan gedacht, kunnen er hele oogsten verpieteren.

Om een idee te krijgen hoe belangrijk alle broeikasgassen zijn, wordt er gekeken naar hoe lang deze gassen in de atmosfeer actief zijn en hoe veel straling de gassen uitzenden. Zo heeft methaan bijvoorbeeld 28 keer meer CO2- equivalenten dan CO2 zelf (dat op 1 is gezet). Voor lachgas is dit bijna 300 keer zoveel. De chloorfluorkoolstofverbindingen zitten boven de 6,000 CO2- equivalenten. Het is dus zaak om te kijken naar verschillende manieren om broeikasgassen terug te dringen.

Een van die manieren is onderzoek naar het potentieel van extra koolstofvastlegging in de bodem. Daarmee wordt vooral koolstofdioxide in de bodem gebonden. Maar wat moet daar dan voor gebeuren? En om welke hoeveelheden gaat het dan? En voor hoe lang wordt dit dan gebonden? Hoe kan je zo'n vastlegging van koolstof in de bodem goed meten? Dit soort vragen worden in het programma Slim Landgebruik onderzocht.