Van 12 akkerbouwgewassen zijn nieuwe kengetallen voor de aanvoer van effectieve organische stof in het Handboek Bodem en Bemesting opgenomen. Ze verschillen soms aanzienlijk van de oude kengetallen. De kengetallen worden gebruikt bij het opstellen van een organische-stofbalans. In het onderzoek van Slim Landgebruik worden de kengetallen gebruikt om achter te halen wat de potentie is van verschillende bouwplannen en het achterlaten van gewasresten voor het verhogen van de koolstofvastlegging in de bodem.
EOS-kengetallen van 12 gewassen herzien
De kengetallen in het Handboek Bodem en Bemesting voor de aanvoer van effectieve organische stof (EOS) zijn van 12 akkerbouwgewassen geactualiseerd. Het betreft consumptie-, zetmeel- en pootaardappel, graszaadteelt van Engels raaigras, korrelmaïs, snijmaïs, suikerbiet, winter- en zomertarwe, winter- en zomergerst en zaaiuien. Het gaat om organische stof die in de bodem terechtkomt door het achterblijven van gewasresten. Wat hiervan na een jaar nog over is gebleven in de bodem, is de effectieve organische stof. Deze draagt bij aan de instandhouding of opbouw van de bodemorganische stof. Ook is de C/N-verhouding van de gewasresten geactualiseerd. De nieuwe kengetallen zijn gebaseerd op veldmetingen in 2020 en 2021, aangevuld met data uit de literatuur. De kengetallen zijn bedoeld voor het opstellen van een organische stofbalans van de bodem en geven inzicht in hoeveel effectieve organische stof verschillende gewassen toevoegen aan de bodem.
Grote verschillen
Bij meerdere gewassen verschillen de nieuwe kengetallen aanzienlijk van de oude. Deels is dat te verklaren door veranderingen in de teelt en de rassen. Verder zijn de oude kengetallen veelal meer dan 40 jaar geleden vastgesteld en hoe goed ze zijn onderbouwd, is niet meer te achterhalen.
De EOS-aanvoer door granen is hoger geworden. In de veldmetingen werd een hogere organische-stofmassa gevonden voor de wortels en stoppels dan bij de oude kengetallen.
Bij suikerbiet is de EOS-aanvoer omlaaggegaan, doordat de loofmassa de afgelopen decennia is afgenomen.
Bij consumptieaardappel is de EOS-aanvoer flink omlaaggegaan en bij zetmeelaardappel gelijk gebleven. De hoeveelheid loof die achterblijft alsook de hoeveelheid ondergrondse gewasresten was in de veldmetingen bij consumptieaardappel lager dan bij zetmeelaardappel. Bij de oude kengetallen was de EOS-aanvoer van consumptie- en zetmeelaardappel bijna gelijk.
Ook de kengetallen voor graszaad zijn een stuk lager dan de oude kengetallen. De hoeveelheid gewasresten is direct na oogst van het graszaad en het hooi bepaald. Hoe het in het verleden is bepaald, is onduidelijk. Maar als men het gras na de oogst laat hergroeien en daarna inwerkt als een grasgroenbemesters, is de EOS-aanvoer hoger.
Deze kengetallen zijn indicaties om mee te rekenen. Het zijn gemiddelde waarden per gewas, die in de praktijk kunnen variëren, afhankelijk van opbrengst en ras.
Meer informatie: Isabella Selin Norén (isabella.selinnoren@wur.nl), Willem van Geel (wilem.vangeel@wur.nl), Janjo de Haan (janjo.dehaan@wur.nl)