Looptijd: 2018 - 2023
Status: Lopend
Om onderzoek te doen naar de haalbaarheid van de doelen uit het klimaatakkoord en de ambitie om landbouwbodems duurzaam te beheren, wordt de effectiviteit van verschillende maatregelen geëvalueerd aan de hand van lange termijn experimenten (LTE's).
Uit literatuuronderzoek blijkt dat meerdere maatregelen effect hebben bij de opbouw van organische stof in de bodem. Een verhoging van organische stof betekent ook dat er meer koolstof is vastgelegd. Voor meerdere maatregelen zijn de effecten doorgerekend aan de hand beschikbare data.
Ten behoeve van de doorrekeningen is veel informatie en data verzameld uit de verschillende lange termijn experimenten (LTE). Locaties hiervan zijn o.a.: Centrale klei, Noordelijke klei, Zuidelijk zand. De data is gekoppeld aan verschillende maatregelen zoals niet kerende grondbewerking (NKG), verbeteren gewasrotatie, toepassen van compost en leeftijd van grasland verhogen.
In de LTE’s zijn organische stofindicatoren (C-ele, OS-gloei, OS-N en HWC) en de Hot Water Carbon (HWC) concentratie gemeten. HWC wordt gezien als een vroege indicator voor veranderingen in organische stofgehalte en als een maat voor de hoeveelheid en activiteit van het bodemleven. Dit wordt vaak gezien als een “early indicator” voor veranderingen in bijvoorbeeld organische stof. Daarnaast zijn bodemindicatoren zoals opgenomen in de BLN (Bodemindicatoren voor Landbouwgronden in Nederland) gemeten.
Voor zowel de potentie voor koolstofvastlegging als het effect op bodemindiciatoren wordt data verzameld in LTE's en bij een gebrek aan LTE's op praktijkpercelen. De data worden statistisch geanalyseerd om uitspraken te kunnen doen over de effecten van maatregelen in Nederland.
Jaarlijkse is er een tussenrapportage verschenen waarin de proeven worden beschreven en de effecten op koolstofvastlegging per proef zijn geanalyseerd. Hetzelfde is uitgevoerd voor de BLN indicatoren. In 2022 is de data rondom koolstofvastlegging gebundeld per maatregel. Hieruit kwam naar voren dat maatregelen met name op kleigronden leiden tot een significante toename van de bodemkoolstofvoorraad. Op zandgronden is de onzekerheidmarge vaak nog groot.