Thema: Monitoren van de voortgang richting 0,5 Mton

Naar een robuust meetnet voor monitoring van de koolstofvoorraad in de bodem

Looptijd: 2018 - 2020
Status: Afgerond

Nederland rapporteert, verplicht binnen het klimaatverdrag, jaarlijks de broeikasgasemissies aan de EU en UNFCCC in het National Inventory Report. Veranderingen in de voorraad bodemkoolstof (Bodem-C, of C-voorraad), worden hier gerapporteerd als onderdeel van de emissiesector LULUCF (Land Use, Land Use Change and Forestry). Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar landgebruik en landgebruiksverandering, en maatregelen voor koolstofopslag in de bodem op grasland en akkerland. Voor de  nationale metingen van koolstof in de bodem heeft in 2018/19 een grootschalige meetcampagne plaatsgevonden op ruim 1100 locaties (CC-NL). De gehanteerde methodiek in CC-NL is vastgelegd in Knotters et al. (2022).

Momenteel wordt, in de LULUCF-rapportage, een default-waarde van 0.5 (koolstofratio) gehanteerd om het gehalte aan organische stof (SOM) om te rekenen naar het koolstofgehalte (SOC). Er wordt ook wel een factor van 0.58 gehanteerd (de zogeheten Van-Bemmelenfactor). De hoogte van de factor heeft uiteraard grote invloed op de berekende koolstofvoorraad in de rapportages. De laboratoriummetingen die uitgevoerd zijn op de monsters van de CC-NL campagne in 2018, laten gemiddeld een hogere ratio dan 0.5 voor Nederland zien. In een verkennende studie is de verhouding SOC:SOM in een drietal datasets bestudeerd (Reijneveld et al. 2021). 

Een nieuwe steekproefomvang, van minimaal 1389 meetpunten, zorgt voor een toekomstbestendig monitoringssysteem dat kan worden gebruikt ten behoeve van zowel LULUCF-rapportages als monitoring van de brede bodemkwaliteit in Nederland. Daarnaast is deze nieuwe steekproefomvang bij voorkeur bestand tegen de verwachte verandering in landgebruik (wat opnieuw zorgt voor het verdwijnen van meetpunten). De steekproef dient tot 1991 meetpunten uitgebreid te worden om de additionele vastlegging van 0,5 Mton CO2-eq per jaar aan de Nederlandse minerale landbouwbodems, het klimaatbeleid, te monitoren. Deze additionele vastligging is een relatief kleine verandering die in de metingen moet worden aangetoond (Teuling et al. 2021).