
Binnen het klimaatverdrag heeft Nederland zich verplicht om jaarlijks te rapporteren over de verandering in voorraad organische stof en koolstof in de bodem, met onderscheid naar landgebruik en landgebruiksverandering, en over maatregelen in de landbouw. Deze rapportage gaat naar UNFCCC en naar de EU en vindt plaats in een categorie LULUCF. Metingen uit 2018 (CC-NL) zijn de referentie om de relatie met het verleden en de toekomst te kunnen leggen. De gehanteerde methodiek in CC-NL is vastgelegd in een wetenschappelijk artikel (Knotters et al. 2022).
Momenteel wordt, in de LULUCF-rapportage, een default-waarde van 0.5 (koolstofratio) gehanteerd om het gehalte aan organische stof (SOM) om te rekenen naar het koolstofgehalte (SOC). Er wordt ook wel een factor van 0.58 gehanteerd (de zogeheten Van-Bemmelenfactor). De hoogte van de factor heeft uiteraard grote invloed op de berekende koolstofvoorraad in de rapportages. De laboratoriummetingen die uitgevoerd zijn op de monsters van de CC-NL campagne in 2018, laten gemiddeld een hogere ratio dan 0.5 voor Nederland zien. In een verkennende studie is de verhouding SOC:SOM in een drietal datasets bestudeerd (Reijneveld et al. 2021).
Een nieuwe steekproefomvang zorgt voor een toekomstbestendig monitoringssysteem dat kan worden gebruikt ten behoeve van zowel LULUCF-rapportages als monitoring van de brede bodemkwaliteit in Nederland. Daarnaast is deze nieuwe steekproefomvang bij voorkeur bestand tegen de verwachte verandering in landgebruik, waardoor opnieuw meetpunten zullen verdwijnen uit de steekproef. Om landsdekkend koolstof en bodemkwaliteit te monitoren dient de steekproef minimaal uitgebreid te worden tot 1389 meetpunten. Er zijn dan voor alle combinaties van landgebruik en bodemtypen, conform LULUCF, voldoende meetpunten om resultaten weer te geven. De steekproef dient tot 1991 meetpunten uitgebreid te worden om de additionele vastlegging van 0,5 Mton CO2-eq per jaar aan de Nederlandse minerale landbouwbodems, het klimaatbeleid, te monitoren. Deze additionele vastligging is een relatief kleine verandering die in de metingen moet worden aangetoond (Teuling et al. 2021).