Looptijd: 2021
Status: Afgerond
Binnen de netwerken veehouderij en akkerbouw implementeerden deelnemers verschillende klimaatmaatregelen in de praktijk, waarbij de ervaringen over de inpassing in de regio- en bedrijfsspecifieke context werden gevolgd. In elke regio werden demonstraties opgezet. De nadruk lag hierbij op het ervaren en zien van de toepassing van maatregelen en het demonstreren van techniek en werkwijzen die nodig zijn voor een succesvolle toepassing.
Waarom
De demonstraties waren opgezet met de volgende doelen: gezamenlijk leren, deelnemers faciliteren in verduurzaming dit aan een breder publiek kunnen demonstreren.
Voor elke demonstratie werd een passende vorm gezocht afhankelijk van de vraagstelling en de beschikbaarheid van informatie en demonstratieobjecten. Zo was het mogelijk dat een demonstratieproef werd aangelegd op een proef of netwerkbedrijf maar konden ook bestaande toepassingen van maatregelen bezocht worden.
Wie
Deelnemers van de demonstraties behoorden veelal tot de bestaande netwerken veehouderij en netwerken akkerbouw. Deze netwerken liggen in verschillende regio's met specifieke omstandigheden die invloed hebben op de bedrijfsvoering. Naast deelnemers uit deze netwerken werden ook andere bedrijven in de betreffende regio’s uitgenodigd kennis te nemen van de demonstraties.
Demonstraties veehouderij
Binnen de netwerken veehouderij kwamen vragen rondom succesvol kruidenbeheer en beworteling, organische meststoffen en mestwetgeving en verdichting van de bodem aan de orde. Hierbij zijn verschillende experimenten gestart in verschillende regio’s, dit is te zien in onderstaande tabel.
Demonstraties akkerbouw
Binnen de netwerken akkerbouw kwamen veel vragen over het toepassen van niet-kerende grondbewerking (NKG) en effectieve soorten en inwerking van groenbemesters. Hierbij waren verschillende experimenten gestart in verschillende regio’s, Dit is te zien in onderstaande tabel.
Veehouderij in Gelderland: Kruiden en beworteling
De Achterhoek heeft te maken met zeer droogtegevoelige zandgronden: ze zijn schraal, hebben een ondiepe teeltlaag (± 40 cm) en liggen in een waterwingebied van Vitens. Uit visuele beoordeling blijkt dat zowel worteldiepte als intensiteit sterk kunnen verbeteren, vooral op ouder grasland waar wortels zijn opgetrokken. Door het inzaaien van diepwortelende soorten in kruidenrijke/diverse graslanden kan droogtegevoeligheid verminderen. Daarnaast dragen de wortels bij aan de input van organische stof dieper in de bodem.
In deze demo wordt gekeken naar het effect van divers grasland op beworteling, structuur en koolstofopslag. Tevens worden deelnemers ondersteund in kennis en materiaal om succesvol divers grasland te beheren. Twee deelnemers hebben kruidenrijk grasland ingezaaid en een ondernemer heeft grasklaver ingezaaid en geëxperimenteerd met verschillende soorten grondbewerking om het zaaibed voor te bereiden. Tijdens het experiment monitoren we niet alleen de bodemkwaliteit maar ook de opkomst en ontwikkeling van de verschillende soorten kruiden, zodat we kunnen zien welke soorten zich goed ontwikkelen en weten stand te houden onder verschillende beweidings- en maairegimes.
Veehouderij in Brabant: 60-20-20 bouwplan
Hoewel het 60-20-20 bouwplan ontwikkeld is ter verbetering van nutriëntenkringlopen is er nog veel onbekend over de koolstofopbouw in de verschillende fases van dit bouwplan. Middels deze demonstratie in Brabant wordt dit inzicht vergroot door te meten in relevante stadia van dit bouwplan. Hiertoe zijn verschillende percelen geïdentificeerd welke de 60% permanent gras in het bouwplan vertegenwoordigen. Daarnaast zijn percelen geselecteerd die al langjarig gras of mais zijn geweest maar nu een omschakeling maken naar het andere gewas om hier de potentiele koolstofopbouw en -verliezen te monitoren. Als laatste worden percelen in verschillende stadia van een 3 jaar mais, 3 jaar grasklaver rotatie gemonitord (de 20-20% rotatie). Alle metingen worden gedaan op bedrijven binnen het netwerk van de Duinboeren.
Veehouderij in Brabant: Compost en mestwetgeving
Bij het toepassen van organische mest worden veehouders sterk beperkt door de mestwetgeving. Toegediende compost telt mee voor de mestwetgeving, waardoor minder van de op het bedrijf geproduceerde drijfmest kan worden toegediend. Toepassen van compost leidt daarmee tot dubbele kosten, voor het aanschaffen van de compost en voor het (extra) afvoeren van drijfmest.
In compost zijn nutriënten echter sterker gebonden dan in kunstmest waardoor de uitspoeling, die de mestwetgeving tegen zou moeten gaan, beperkt is. In deze demonstratie is daarom gekeken naar het effect van additionele compostgift (als toevoeging op drijfmest) op koolstofopslag en op de uitspoeling van stikstof en fosfaat. Bij 4 deelnemers is eenmalig 150 ton groencompost uitgereden in een proefvak van 1 ha. Dit wordt vergeleken met een controle vak binnen hetzelfde perceel waar geen compost is toegediend.
Veehouderij in Brabant: Vergelijking van organische meststoffen
Organische mest wordt ruim toegepast in het Brabantse netwerk. Dit resulteert in vragen over de effectiviteit voor bodemkwaliteit en gewasopbrengst van verschillende organische meststoffen. Waterschappen, natuurbeheerders en gemeentes hebben veel interesse in Bokashi als snel en goedkoop alternatief voor het composteren van het maaisel. Dit is gefermenteerd organisch materiaal door toevoeging van effectieve micro-organisme en kalkhoudende producten. Deze interesse heeft tot meerdere pilots voor het produceren van Bokashi geleid waaruit blijkt dat deze meststof door de anaerobe fermentatie een hoger koolstofgehalte heeft. Er is nog weinig bekend over het effect dit hogere koolstof gehalte op bodemkoolstof en kwaliteit.
Ter demonstratie is een proef aangelegd waarin bemesting strategieën met verschillende organische meststoffen worden vergeleken. De controle bevat geen organische meststoffen. De 7 behandelingen (Bokashi, gefermenteerd maaisel, ruw maaisel, groencompost, Bokashi met actieve kool, controle, KAS) worden in vijf herhalingen toegepast op een biologisch bouwland perceel met een vruchtwisseling van 2 jaar zomergraan 1 jaar snijmais. De toegepaste organische meststoffen worden uit hetzelfde uitgangsmateriaal gemaakt en in elke behandeling wordt dezelfde hoeveelheid uitgangsmateriaal aangebracht.
Veehouderij in Friesland: Verdichting door betreding
Verdichting (compacte bodem) heeft een negatief effect op opbrengst en zode kwaliteit en is daarmee een beperking in het behouden van de leeftijd van grasland. In het Friese netwerk worden veel problemen met verdichting ervaren door de zware contactdruk die grote bemestingswagens leveren op de bodem die door vocht in het voorjaar nog weinig draagkracht heeft. Deze effecten zijn het duidelijkste op percelen waar de bemester door landschapselementen (houtwal, heggen, greppels) altijd op hetzelfde spoor rijdt. Deze sporen zijn vaak nog tot in het najaar zichtbaar. Ook andere vormen van betreding kunnen de bodem ongewenst samendrukken.
Deze demonstratieproef is een eerste verkenning van dit probleem waarin gekeken wordt naar verdichting in rijsporen en verdichting bij zomerstalvoeren en weidegang.
Veehouderij in Friesland: Succesvol kruidenbeheer
Hoewel er in het Friese netwerk veel interesse is in het toepassen van kruidenrijk grasland spelen er onbeantwoorde vragen wat het toepassen van de maatregel een groot risico maakt.
Deze demonstratie bij de kruidenproef op de DairyCampus in Leeuwarden, beantwoord deze vragen. Daarnaast kunnen de deelnemers zelf het succes van verschillende kruidenmengsels onder verschillende bemestingsregimes beoordelen, inclusief beworteling, opbrengst en nutritionele samenstelling.
Akkerbouw in Flevoland: Succesvolle implementatie van niet-kerende grondbewerking (NKG)
De maatregel NKG kent veel verschillende varianten en er zijn veel vragen over het succesvol toepassen van NKG bij verschillende akkerbouwgewassen. Middels een proef aangelegd in februari 2021 wordt geanalyseerd welke grondbewerking en zaaitechniek NKG bij suikerbieten mogelijk maakt zonder derving van opkomst en opbrengsten. Drie behandelingen worden vergeleken:
1. Bewerking met schijveneg net voor de vorstperiode (begin februari)
2. Bewerking met biofrees (biomulch) na de vorstperiode (6 maart)
3. Direct zaaien met schijven zaaimachine zonder voorbewerking vooraf (eind maart)
Voor elke behandeling wordt de opkomst na zaaien, de gewasontwikkeling tijdens het groeiseizoen en de oogst gemonitord. Eventueel wordt ook het suikergehalte gemeten van de drie varianten.
Akkerbouw in Flevoland: Granen in de groenbemester
Vanuit de netwerken komen veel vragen over het overwinteren van groenbemesters en het inwerken met als doel een goed zaaibed te bereiden voor de vervolgteelt. Op de proeftuin Agroecologie en Technologie in Lelystad wordt in het voorjaar van 2021 een experiment gestart waarbij granen direct ingezaaid worden in een overwinterende groenbemester. Binnen het lange termijn experiment BASIS wordt eind maart in een strook van 6x80m overwinterende groenbemester (mengsel) direct bieten gezaaid.
Akkerbouw in Zeeland: Soort en inwerking groenbemester
Op proefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat zijn op 3 september 2020 vijf groenbemesters ingezaaid in stroken, en is één strook braak gelaten. Hier wordt het effect van soort en inwerking van de groenbemester gemonitord op de opkomst en opbrengst van het volggewas suikerbiet.
Drie enkelvoudige groenbemesters: bladrammenas, gele mosterd en Japanse haver. Twee mengsels: Viterra Rasp en Viterra Universal. De groenbemesters worden dwars over de groenbemester stroken, op vijf verschillende manieren beëindigd. In november 2020 is één dwarsstrook geploegd, dit is de gangbare manier (de controle). In het voorjaar zullen de overige manieren toegepast worden met en zonder glyfosaat: onderwerken met een ecoploeg, rotorkopeg en een geohobel frees. In de suikerbieten volgteelt zal de opkomst van de suikerbieten gemonitord worden.
Akkerbouw in de Veenkoloniën: Soort en inwerking groenbemester
In de Veenkoloniën is op 20 oktober 2020 een groenbemesterdemonstratie aangelegd op een akkerbouwbedrijf in Valthermond. Hier wordt het effect van soort en inwerking van de groenbemester gemonitord op de opkomst en opbrengst van het volggewas suikerbiet.
Er zijn drie groenbemestermengsels ingezaaid en de controle is een stuk braakland. De groenbemesters zijn: Feed Cover, Easy Green winter (DSV) en Meteil. Eind maart 2021 zijn de groenbemesters op twee verschillende manieren ingewerkt, zonder glyfosaat. In de suikerbieten volgteelt zal de opkomst van de suikerbieten gemonitord worden.
Akkerbouw in de Veenkoloniën: Soort en inwerking groenbemester
In de Veenkoloniën is op 20 oktober 2020 een groenbemesterdemonstratie aangelegd op een akkerbouwbedrijf in Valthermond. Hier wordt het effect van soort en inwerking van de groenbemester gemonitord op de opkomst en opbrengst van het volggewas suikerbiet.
Er zijn drie groenbemestermengsels ingezaaid en de controle is een stuk braakland. De groenbemesters zijn: Feed Cover, Easy Green winter (DSV) en Meteil. Eind maart 2021 zijn de groenbemesters op twee verschillende manieren ingewerkt, zonder glyfosaat. In de suikerbieten volgteelt zal de opkomst van de suikerbieten gemonitord worden.