Wisselteelt mais-grasklaver

Wisselteelt mais-grasklaver, ook wel de 60-20-20 regel, is een maatregel dat gericht is op optimaal landgebruik voor bodemkwaliteit. Dit betekent dat 60% van het land uit blijvend grasland bestaat, 20% snijmais en 20% uit tijdelijk grasland, liefst met klaver, zodat ook de kunstmestgift kan worden verminderd. Dit zou zowel vanuit milieu- als vanuit economisch oogpunt een optimale verdeling zijn.
De potentiële opbouw van organische stof bij een vruchtwisseling van 3 jaar mais en 3 jaar gras zit tussen permanent grasland en permanent bouwland in (Van Eekeren et al., 2007). Dit sluit ook aan bij de derogatie, waarin de eis van 80% grasland is opgenomen. Het huidige aandeel blijvend grasland, tijdelijk grasland en mais (zie onderstaand figuur) laat zien dat vooral in Flevoland, Noord-Brabant, Limburg en Zeeland het aandeel blijvend grasland omhoog kan.

Figuur: Het gemiddelde aandeel blijvend grasland, tijdelijk grasland en maisteelt (in %) per provincie, gebaseerd op gegevens uit de Basisregistratie Percelen van 2017.

De maatregel is op lokaal schaalniveau (postcode 4-niveau) doorgevoerd, aangezien er slechts enkele postcodegebieden zijn gevonden waar geen tijdelijk grasland is, terwijl er wel mais geteeld wordt. Voor de regio’s met minder dan 60% blijvend grasland (als percentage van het totaal van blijvend grasland, tijdelijk grasland en snijmais) wordt het areaal tijdelijk grasland en snijmais vervangen door blijvend grasland als het areaal boven deze 20% ligt.

De CO2-vastlegging van 60-20-20 wordt geschat op 112 kton CO2/jaar en met een potentieel areaal van 53 kha op zand, en 24 kha op klei, is de berekening dat potentieel op zand 2,09 ton CO2/ha/jaar en op klei 1,45 ton CO2/ha/jaar kan worden vastgelegd.

Rapport: Lesschen, J.P., Hendriks, C.H., Slier, T., Porre, R.J., Velthof, G.L., Rietra, R., 2021. De potentie voor koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouw. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 3130. 91 blz.; 24 fig.; 11 tab.; 197 ref.