Gewasresten achterlaten

Gewasresten die achterblijven op het land dragen in ruime mate bij in de opbouw van organische stof en daarmee aan het vastleggen van koolstof. Hoeveel dit is hangt samen met het gewas, zo laat graan meer gewasresten na dan aardappels. Deze maatregel hangt daarmee direct samen met verbeteren van de gewasrotatie, hoe meer graan of andere rustgewassen in het bouwplan zijn opgenomen, hoe meer gewasresten er achter blijven.   

Voor verschillende maatregelen is er een inschatting gemaakt naar de potentie op koolstof vastlegging. Voor meerdere bedrijven is de bron van organische stof input berekend, zie figuur 1. Akkerbouwers kunnen met meerdere maatregelen invulling geven aan hun ambitie voor het vastleggen van koolstof in de bodem. Naast gewasresten achter laten  kan de vastlegging worden versterkt door maatregelen zoals verbeteren gewasrotatie, inzet van groenbemesters en van dierlijke mest en compost toevoegen.

Figuur 1. Berekende aanvoer van koolstof op twee verschillende locaties in Nederland.

Rekenmodellen geven inzicht in het effect van verschillende maatregelen. In onderstaande grafiek (figuur 2) is het effect van het stro behouden (groene lijn) versus stro afvoeren (rode lijn) zichtbaar. Door het stro na de oogst in de bodem te verwerken, ontstaat er een positieve organische stofbalans. Het achterlaten en inwerken van stro in de bodem zorgt wel voor een lager gewassaldo, omdat het stro niet verkocht wordt. Daar staat tegenover dat de bodemkwaliteit verbetert, wat gunstig kan zijn voor vervolgteelten.

Figuur 2. Verloop van organische stof in de bouwvoor in de loop van de tijd.

Voor meer informatie over de effecten van deze maatregel, kijk op: