Dierlijke mest en compost toevoegen

Vaste dierlijke mest
In Nederland wordt veel mest geproduceerd met ruim 74,6 miljoen ton in 2019. Het grootste deel van deze productie, 96,4%, is dunne mest afkomstig van melkvee (Van Bruggen & Gosseling, 2020). Drijfmest wordt vaak gebruikt in de akkerbouw en melkveehouderij als meststof, maar bevat minder organische stof dan vaste mest. Er zijn initiatieven om drijfmest te vervangen door vaste mest. Een van de argumenten voor deze verschuiving van drijfmest naar vaste mest is dat vaste mest meer effectieve organische stof zou bevatten, waardoor het bodem-organische stofgehalte kan toenemen.
Maillard en Angers (2014) hebben een meta-analyse uitgevoerd naar het effect van dierlijke mest op het organische koolstofgehalte in de bodem. Hierbij zijn 42 meerjarige bemestingsstudies meegenomen in de analyse. Een van de conclusies van het onderzoek was dat het gebruik van dierlijke mest een significante bijdrage levert aan de bodem-organische stofbalans. Daarnaast toonde de studie aan dat vaste mestsoorten, zoals de dikke fractie van rundermest en vaste rundermest, meer koolstof in de bodem vastleggen dan drijfmest.
Onderstaande tabel toont een overzicht van de effectieve organische stof van verschillende meststoffen die in Nederland wordt toegepast. Met name vaste mest en compost kennen een hoog gehalte effectieve organische stof (EOS).

Tabel: Overzicht van de aanvoer van verse organische stof (OS) en effectieve organische stof (EOS), de resterende hoeveelheden na vijf en tien jaar na toediening en de C/N-verhouding van verschillende mestsoorten (Bron: Handboek bodem en bemesting).

Compost
In langetermijn experimenten, die in het Slim Landgebruik-programma zijn geanalyseerd, is het effect van 20 en 40 ton compost onderzocht t.o.v. kunstmest. Op de centrale klei resulteerde dit in een CO2-vastlegging van 1,8 ton CO2/ha/jaar bij 20 ton compost en 4 ton CO2/ha/jaar bij 40 ton compost (Koopmans et al., 2020). Een ander langetermijnexperiment (Mest als Kans) vergelijkt verschillende organische meststoffen met elkaar. De studie laat een toename aan organische stofgehalten in de bodem zien tussen 1999 en 2006 voor aanwending van natuurcompost, gft-compost en verse potstalmest, terwijl het OS-gehalte bij dunne rundveemest afnam (Bokhorst et al., 2008). Een studie die de potentie van verschillende maatregelen laat zien om bodem-C te verhogen in Europa gaf aan dat composttoediening 0,4 ton C ha-1 jaar-1 zou kunnen vastleggen in Europese bodems, gebaseerd op een toediening van 20 ton compost per ha per jaar (Freibauer et al., 2004).

Genoemde referenties zijn terug te vinden in:
Lesschen, J.P., Hendriks, C.H., Slier, T., Porre, R.J., Velthof, G.L., Rietra, R., 2021. De potentie voor koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouw. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 3130. 91 blz.; 24 fig.; 11 tab.; 197 ref.